Er bestaat geen twijfel over het feit dat het vaccineren tegen (dodelijke) infectieziekten in de afgelopen 20 jaar veel ellende heeft voorkomen bij onze huisdieren. Met name hondenziekte, parvo en kattenziekte komen dankzij het vaccinatiebeleid niet tot nauwelijks meer voor. Echter de opvatting dat vaccineren alleen maar positieve effecten heeft en dus geen nadelige gevolgen staat de laatste jaren ter discussie evenals de opvatting dat uw dier jaarlijks zijn vaccinatie moet krijgen.
Nieuw vaccinatiebeleid
Steeds vaker komen de volgende standpunten uit de wetenschappelijke wereld naar voren (met name de meest vooraanstaande diergeneeskundige instituten in Amerika):
Jaarlijkse vaccinatie is onnodig Dat komt omdat vaccins de vorming van antistoffen tegen besmettelijke ziekten stimuleren, en deze antistoffen blijven jaren in het systeem, waarschijnlijk het hele leven. Het enige wat de jaarlijkse vaccinatie doet, is het inbrengen van virussen die worden uitgeschakeld door de reeds uit de eerder gegeven vaccinatie opgebouwde antistoffen; er vindt dus geen aanvullende bescherming plaats. Er bestaat geen wetenschappelijk bewijs die het advies van jaarlijks enten met levend virus kan staven.
Vaccins zijn niet onschadelijk. Bijwerkingen en nadelige gevolgen kunnen worden beperkt door onnodige vaccinaties te mijden.
Jaarlijkse vaccinatie onnodig? Mensen zijn voor vele ziekten waartegen zij in hun kindertijd zijn gevaccineerd hun hele leven lang immuun. Waarom zou ditzelfde niet gelden voor dieren? Professor Ronald D Schultze, hoofd van de afdeling pathobiologie van de Wisconsin University heeft dit getest op honden. Hij vaccineerde ze tegen rabiës, parvo, kennelhoest en hondenziekte en stelde ze na drie, vijf en zeven jaar bloot aan deze virussen. De dieren bleven gezond. Negen en vijftien jaar na de vaccinatie deed hij ook nog een meting van de hoeveelheden antistoffen in het bloed van de honden en hij concludeerde dat de deze hoeveelheden voldoende waren voor het voorkomen van de ziekten.
Fredric Scott, professor aan het Cornell University College of Veterinary Medicine, deed een vergelijkbaar onderzoek bij katten en concludeerde dat de katten zeveneneenhalf jaar na de vaccinatie nog voldoende immuun waren. Op basis van dit onderzoek publiceerde de American Association of Feline Practitioners in 1998 richtlijnen met het advies een keer in de drie jaar te vaccineren.
De laatste tijd komt zelfs steeds meer de mening naar voren dat het eens per drie jaar vaccineren van uw hond of kat nog teveel van het goede is. Reden hiervoor is dat ook in dit geval de in het lichaam aanwezige antistoffen het virus in het vaccin uitschakelen en er dus niet meer antistoffen geproduceerd worden. De richtlijn van eens in de drie jaar vaccineren wordt gezien als een concessie van de wetenschap, ten opzichte van de dierenartsen die een hoop inkomsten moeten missen wanneer men hun huisdier niet meer jaarlijks laten vaccineren.
Vaccineren kan nadelige gevolgen hebben
B en/of T cel immunodeficiëntie In de menselijke geneeskunde wordt gewaarschuwd voor het vaccineren van kinderen met levend virus als deze lijden aan B en/of T cel immunodeficiëntie, of als deze aandoening in de familie voorkomt. De vaccinaties kunnen bij deze patiënten de dood tot gevolg hebben. Kenmerken die er op kunnen duiden dat iemand aan deze aandoening lijdt zijn immunodeficiënties zoals ademhalingsallergieën, voedselallergieën, eczeem, huidaandoeningen, neurologische beschadigingen en hartaandoeningen. Ook dieren kunnen lijden aan B en/of T cel immunodeficiëntie of uit een lijn komen waar deze aandoening voorkomt. Het is daarom logisch om het risico van vaccinatie ook bij dieren zoveel mogelijk te vermijden en niet meer te vaccineren dan strikt noodzakelijk is.
Immuunsysteem De laatste jaren wordt het steeds duidelijker dat vaccinaties een negatief effect kunnen hebben op het immuunsysteem. In 1983 hebben Frick en Brooks een onderzoek uitgevoerd met twee groepen honden , die aanleg hadden tot atopische dermatitis (allergische reactie van de huid op stoffen uit de omgeving). Eén groep honden werd blootgesteld aan een allergeen (stuifmeel) en daarna gevaccineerd. De honden vertoonden geen reactie. De tweede groep werd gevaccineerd alvorens aan het stuifmeel te worden blootgesteld. Deze groep kreeg wel reacties: dermatitis, en ook conjunctivitis (bindvliesontsteking).
Maagdarmproblemen Wetenschappers uit Groot-Brittannië en de Verenigde Staten beweren dat het levend virusvaccin de veroorzaker is van het de ziekte van Crohn (chronische darmontsteking). Ontstekingen van het maagdarmkanaal zouden een bijverschijnsel van het vaccineren zelf zijn, niet van een bepaald soort vaccin.
Overgevoeligheidsreacties R. Brooks van de Commonwealth Serum Laboratories Limited meldt in zijn artikel getiteld 'Adverse reactions to canine en feline vaccins' uit 1991 de volgende reacties van honden op vaccinaties: rusteloosheid, overgeven, diarree en kortademigheid. In sommige gevallen zou het uiteindelijk tot bewusteloosheid en dood leiden.
Tumoren Steeds vaker moet worden vastgesteld dat op de plek van een vaccinatie zich een tumor ontwikkeld. De tumoren ontstaan door het gebruik van geïnactiveerde entstoffen (dode entstof dus). Door een chronische ontstekingsreactie op de plaats van de enting, wat veroorzaakt wordt door het adjuvans (toegevoegde stof, die de werking van het vaccin ondersteunt), kunnen bepaalde type tumoren, ook wel fibrosarcomen genoemd, ontstaan. Met name aluminium hydroxide als adjuvans kan dit veroorzaken, maar er komen steeds meer aanwijzingen dat ook andere adjuvantia hiervoor verantwoordelijk kunnen zijn. Vanwege het risico van het ontstaan van fibrosarcomen zijn er dierenartsen in Amerika die begonnen zijn met het enten in de staart of achterpoot met het argument dat deze lichaamsdelen geamputeerd kunnen worden indien er een fibrosarcoom ontstaat. Helaas lijkt het erop dat niet alleen de geïnactiveerde vaccins kunnen leiden tot fibrosarcomen, maar ook levende entingen en entstoffen van FelV en Rabiës.
Wat weten we over vaccinaties?
De diergeneeskunde (ook de alternatieve diergeneeskunde) kan tegen een aantal agressieve virusziekten zoals hondenziekte, parvo en kattenziekte niets doen op het moment dat de ziekte uitbreekt en er onvoldoende immuniteit bij de hond of kat bestaat.
De preventieve werking van vaccinaties is wetenschappelijk bewezen.
Een vaccinatie beschermt niet altijd 100%. Een voorbeeld daarvan is de enting tegen niesziekte bij de kat.
De preventieve werking van homeopathische en/of isopathische middelen die als alternatief voor vaccineren worden gebruikt, ook wel nosoden (gepotentieerd ziektemateriaal) genoemd, is (nog) niet wetenschappelijk bewezen.
Vaccinaties belasten de weerstand van een dier. Een homeopathische behandeling werkt bijvoorbeeld na een vaccinatie minder goed.
Vaccinaties kunnen nadelig werken op het immuunsysteem van een dier. Na een vaccinatie wordt in een klein aantal gevallen chronische storingen van de luchtwegen en het maagdarm kanaal waargenomen
Bepaalde kwaadaardige tumoren en bloedziekten worden steeds vaker in verband gebracht met vaccineren.
Het is niet uitgesloten dat reacties op vaccinaties nog niet als zodanig worden herkend. We zien het niet of we brengen het niet in verband met de vaccinatie.
Ziektes tengevolge van het vaccineren (vaccinosis) kunnen niet altijd met succes worden behandeld.
Met beleid vaccineren
Je huisdier vaccineren is dus niet zomaar even een prikje halen. Er moet goed nagedacht worden over welke vaccinaties nodig zijn en hoe vaak. Dit is afhankelijk van de situatie van uw huisdier en zijn omgeving. Wat is de besmettingskans? Hoe agressief is het virus? Hoe oud is het dier? Het volgende is dan ook in overweging te nemen in uw besluit hoe vaak en waartegen u uw huisdier wilt enten:
Alleen gezonde dieren vaccineren Een gedegen lichamelijk onderzoek alvorens te vaccineren zou standaard gedaan moeten worden. Indien een dier gezondheidsproblemen heeft, moet men uiterst voorzichtig zijn met vaccineren, daar dit meer ellende dan voordelen op kan leveren.
Niet te jong en niet te oud Is het dier te jong, dan heeft het waarschijnlijk nog antistoffen van de moeder in het lichaam die de vaccinatie teniet doen. Bij oudere dieren kan de aanslag van een vaccinatie op de weerstand grotere gevolgen hebben, daar de weerstand bij oudere dieren verminderd.
Dode entstof Jonge pups en kittens, oude honden en katten, gevoelige dieren (bijvoorbeeld die eerder een entreactie vertoonden) zouden met dode entstof gevaccineerd kunnen worden. Deze vaccins zijn minder belastend op de afweer. Echter, dode vaccins zijn wel veiliger, maar resulteren in een mindere immuniteit voor een kortere periode.
Niet te vaak Omdat we de laatste jaren steeds meer te weten zijn gekomen over de reactie van het afweersysteem op vaccinaties, kan het aantal entingen tegen ziektes als bijvoorbeeld honden- en kattenziekte verlaagd worden naar eens in de drie jaar. Na 2 - 3 entingen is vaccinatie voor de rest van het leven vrijwel zeker niet meer nodig; vooral niet als de besmettingskans gering is.
Alleen indien nodig Het valt aan te bevelen niet te enten tegen ziekten, die geen gevaar vormen of een zeer mild verloop hebben.
Reacties vastleggen Het is van belang om de reacties op een enting, eg. in een periode van 3 - 6 weken na de enting, vast te leggen. Deze informatie kan later van pas komen.
Gevoeligheid verschillende rassen Bepaalde rassen zijn gevoeliger voor entreacties en/of storingen in het immuunsysteem.
Niet naast homeopathie Gedurende een periode van circa 3 - 6 weken vóór of ná homeopathie kan er beter niet gevaccineerd worden. De werking van de homeopathische behandeling wordt door een vaccinatie verminderd of te niet gedaan.
Waarom enten wij nog steeds jaarlijks?
Ten eerste is een vaccinatie niet ouder dan een jaar verplicht indien u uw huisdier wilt onderbrengen in een pension, met uw dier naar een show wilt, met uw dier naar het buitenland wilt of met het dier wilt fokken. De vaccinatieplicht voor deze en andere activiteiten is de laatste jaren veelal strenger geworden in plaats van versoepeld!
Er zit een grote vertraging tussen het moment waarop er in de wetenschap nieuwe vindingen zijn gedaan en de uitvoering in de praktijk. Het kan dus enkele jaren duren voordat praktiserende dierenartsen hun ziens- en handelswijze aanpassen mbt nieuwe inzichten.
Een goede dierenarts wijst u op de voor- en nadelen van het vaccineren van uw huisdier, waarna u zelf kunt besluiten tegen welke ziekten en hoe vaak u uw dier wilt vaccineren. Echter niet alle dierenartsen zijn overtuigd van het feit dat we met veel minder vaccineren toe kunnen en dat vaccineren nadelige gevolgen kan hebben.
Het afschaffen van de jaarlijkse enting betekent een drastische daling in de inkomsten van vele dierenartsen. Een dierenarts kan dus economische redenen hebben u niet te adviseren minder te gaan enten.
Ook de farmaceutische industrie verdient goed aan de jaarlijkse enting van uw huisdier en zal niet snel genegen zijn het standpunt van jaarlijks vaccineren te wijzigen.
Zolang een huisdiereigenaar het advies blijft krijgen om jaarlijks te enten omdat dit het beste is voor de gezondheid van het dier, zonder op de gevaren gewezen te worden en zonder geïnformeerd te worden over het feit dat vervolg-vaccinaties geen verbeterde immuniteit tegen ziekten oplevert, zal de eigenaar de jaarlijkse enting blijven halen om de 'bestwil' van het dier.
Bertha Slagter van cattery Castlemania; en info somali
Geraadpleegde literatuur: · Are we vaccinating too much? Door Catherine O'Driscoll · Vaccineren wij teveel? Samenvatting van het artikel van Catherine O'Driscoll vertaald door J. van der Wijk · Vaccinaties. Westerhuis - kliniek voor gezelschapsdieren. http://www.uwdierenkliniek.nl/ · Behandelingsmogelijkheden voor gezelschapsdieren met kanker door Drs. J. de Vos en Dr. S. Verschuren. www.ottenhorst.nl
Met dank aan Sandra Hogendoorn voor het ter beschikking stellen van dit artikel.
|
Maak jouw eigen website met JouwWeb